Natuur in de stad is vaak en voornamelijk te vinden aan de randen. Naast de vele bossen rekenen we ook de volkstuinen tot de natuur en vele daarvan treffen we juist aan in die randen. Voor veel mensen een uitermate nuttige en aangename hobby. Een gesprek met Pieter Wielinga, van volkstuinvereniging het Gelderse Hout.
Kun je een beeld schetsen van de volkstuinwereld in Lelystad?
‘In Lelystad zijn er 8 volkstuinverenigingen, met in totaal zo’n 800 tot 900 leden. Het gaat om: Runderweg (Runderweg), Ons Genoegen (Larserringweg), Het Gelderse Hout (Houttuinen, achter de Beukenhof), Visarend (Galjoen), Bosweg (Bosweg), Vereniging Milieuvriendelijk Tuinieren (Karveel), ’t Karveel (Karveel/Zuigerplasbos) en Zuigerplas (achter het Karveel/Zuigerplasbos). Elke vereniging heeft een eigen website en de contactadressen staan ook in de gemeentegids. De oudste verenigingen dateren uit de beginjaren van Lelystad ( jaren ’70), en gaan binnen afzienbare tijd wellicht een ‘zoveel’ jarig bestaan vieren. Toen was een volkstuin een substantieel onderdeel van de voedselvoorziening voor de gezinnen. Veel eerste bewoners kwamen uit het noorden en oosten van het land, waar een eigen groentetuin al veel meer een gewoonte was. In die tijd zie je trouwens ook dat de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (aardappel-) landjes beschikbaar stelde voor haar werknemers. Lelystad kent dus al vanaf z’n ontstaan volkstuinen of, zoals het tegenwoordig vaak heet: moestuinen.’
Hoe zou je jullie vereniging willen karakteriseren?
‘Kijken we vanuit een verenigingsperspectief, dan kun je –denk ik- zeggen dat er sprake is van een los verenigingsverband. Mensen huren een stukje grond om ‘hun ding’ te doen, om groente, fruit en bloemen te telen. Anderzijds, er zijn ook op tal van complexen meerdere gezamenlijke activiteiten, variërend van gezamenlijke inkoop tot plantjesmarkten en oogstmarkten, of een pompoenenwedstrijd bijvoorbeeld. In Lelystad hebben de verenigingen vooral een zekere nuttigheidsfunctie en niet, zoals elders vaak, een recreatieve functie. Natuurlijk kun je koffie drinken met elkaar maar het gaat erom dat je bezigheden ‘iets opbrengen’.
Werken jullie op ecologische wijze en hoe doen jullie dat?
‘Als je het ecologisch benadert houden we rekening met de samenhang van alles: de temperatuur, de voeding, de omstandigheden. Maar het gaat vaak concreet om de vraag of er chemische bestrijdingsmiddelen worden gebruikt, kunstmest of organische mest. VM, de oudste en eerste, werkt al vanaf het begin zonder chemische bestrijdingsmiddelen. Dat staat ook in haar reglement. De andere verenigingen zijn daar in de loop van de jaren ook explicieter in geworden en staan geen chemische bestrijding toe. Er wordt ook steeds bewuster gewerkt. Waar vroeger tuinen nog uitblonken in schone, kale stukjes land, met keurige rijen aardappelen, bietjes, uien en wat dies meer zij, ( gedachtig de eindeloze kavels in de polder) zie je dat er steeds meer aandacht komt voor gemengde aanplant, gewassen die elkaar ondersteunen en bloemenstroken. Er worden nestkastjes opgehangen en bijenhotels gemaakt en geplaatst. Er komt dus steeds meer aandacht voor de ecologische benadering.’
Voelen volkstuinders zich weggedrukt aan de rand van de stad?
‘Nee, ik denk dat de meeste volkstuinverenigingen van mening zijn dat ze een prima plek hebben. De meeste verenigingen zitten aan de rand van de stedelijke bebouwing. Dat is soms voor de tuinders wat verder fietsen, maar de rust op die plek die dat met zich meebrengt is ook wat waard. En waar een volkstuinvereniging moest wijken voor huizenbouw ( de Visarend, voorheen in de Jol) is dat in goed overleg gebeurd. Anderzijds gaat het meer ‘serieus‘ genomen te worden: de verhouding met de gemeente als verpachter van de kavels is wel altijd een onderwerp dat aandacht vraagt. Pachtcontracten zijn tijdelijk, hoewel dat wel lijkt te wisselen per vereniging, maar je moet altijd rekening houden met eventuele plannen van de gemeente.
Dat geldt zeker ook voor het onderhoud van het omringende groen, de watergangen en de toegangswegen. De verenigingen zijn daartoe een aantal jaren geleden een samenwerkingsverband met elkaar aangegaan ( het VolkstuinenOverlegLelystad) dat op kan en wil treden als vertegenwoordiging namens de verenigingen in het overleg met de gemeente Lelystad.’
Je hoort vaak dat de randen van de stad meer relatie zouden moeten hebben met het centrum. Is er een relatie met het stadshart?
‘Er is geen relatie met het stadshart en die is er bij mijn weten ook nooit geweest. Dat heeft volgens mij vooral ook te maken met de visie op stadsontwikkeling, wat is de functie van het stadshart, van de stadsrand. Voor zover waarneembaar is Lelystad al een aantal jaren bezig om alle (potentiële) plekken waar je een relatie zou kúnnen leggen met (bijvoorbeeld) volks-/moestuinen of andere vormen van groen dicht te bouwen met huizen. Het is dus jammer dat de kansen die er waren zijn benut. Door het toenemende belang van groen zie je nu dat de politiek in Lelystad een andere richting kiest ( of heeft gekozen), waardoor er straks geen ruimte meer is om groen in de brede zin te integreren.’
Is het coronavirus ook een ‘kans’ voor jullie vereniging?
‘Ik zou niet in termen van kansen en bedreigingen willen spreken. Verenigingen zijn ook gehouden aan adviezen en maatregelen om verspreiding van het virus tegen te gaan. En dat betekent geen gezamenlijke activiteiten, ook op de tuin afstand houden, etc. Met dat uitgangspunt belemmer je het creëren en verder uitbouwen van het verenigingsgevoel. Maar dat is niet het kerndoel van de volkstuinverenigingen. Dat heeft veel meer te maken met de vraag waarom je een tuin hebt/huurt. En dan is het antwoord: om buiten bezig te zijn, om je eigen groente en fruit te verbouwen. En dat kan prima op je eigen tuin, een praatje met de buurman of –vrouw ‘over het hek op afstand’.’